Het Nederlandse (beroeps)onderwijs bestaat uit een waar abacadabra van afkortingen en andere exotische namen. Je moet bijna aan een universiteit gestudeerd hebben om nog wijs te kunnen worden uit namen als BBL, BOL, (V)MBO, VO, WO, Niveau 1 t/m 4, WEB, ROC, SVS... Daarom proberen we u hier wegwijs te maken in het systeem.
In Nederland is deelname aan volledig dagonderwijs verplicht voor leerlingen van 5 tot 16 jaar. Jongeren die na hun 16e nog geen startkwalificatie hebben, moeten tot hun 18e onderwijs volgen en ingeschreven staan op school.
Basisonderwijs is bedoeld voor leerlingen van 4 tot 12 jaar en duurt acht jaar. Het eerste jaar is niet verplicht. Afhankelijk van de resultaten en de voorkeur van de leerling stroomt hij of zij door naar een bepaalde vorm van voortgezet onderwijs.
Alle soorten voortgezet onderwijs beginnen met een onderbouw. Die duurt meestal twee of drie schooljaren en biedt een breed vakkenpakket dat in principe voor iedereen hetzelfde is. Ook krijgen alle leerlingen een oriëntatie op studie en beroep. Aan het einde van het tweede jaar adviseren scholen welke richting leerlingen het beste kunnen volgen. Er kan gekozen worden tussen algemeen voortgezet onderwijs (havo of vwo) of voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo).
Het algemeen voortgezet onderwijs kent de volgende schoolsoorten:
Het vmbo, met een duur van vier jaar, kent vier sectoren: techniek, zorg en welzijn, economie en landbouw. Binnen een sector kunnen leerlingen een specialisatie kiezen. Elke sector kan in vier verschillende leerwegen worden gevolgd:
In 1997 werd in Nederland het zogenoemde Leerlingwezen afgeschaft en kwam er de nieuwe Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). Dit betekende dat studenten hun mbo-opleiding op twee manieren konden volgen: via bol en via bbl. Voor beide leerwegen ontvangen ze hetzelfde mbo-diploma. Leerwegen zijn routes naar het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Iedere leerweg kent een andere manier van leren. Wel zijn er verschillende kwalificatieniveaus.
Het secundair beroepsonderwijs (mbo) wordt binnen twee leerwegen aangeboden: de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) en de beroepsopleidende leerweg (bol). Beide leerwegen zijn geïntegreerd in een landelijke kwalificatiestructuur en bieden gelijke kansen. In de bbl brengt een leerling minstens 60 procent van de tijd in een leerbedrijf door; in de bol varieert de hoeveelheid praktijk van 20 tot 60 procent.
De meeste mbo-opleidingen worden aangeboden door regionale opleidingscentra (ROC’s) en die werken op hun beurt veelvuldig samen met het bedrijfsleven. Sommige bedrijven leveren (gast)docenten, sommigen praten mee over het onderwijsprogramma, anderen bieden stageplekken of zijn een erkend leerbedrijf.
Meer info vindt u ook op de website van NOA.